Als een uithuisplaatsing door de rechter wordt uitgesproken, dan gaat het minderjarige kind – simpel gezegd – ergens anders wonen dan in het eigen gezin. Het minderjarige kind gaat dan bijvoorbeeld wonen in een pleeggezin, gezinshuis of een residentiële instelling. De maatregel tot uithuisplaatsing van een kind wordt genomen wanneer de omstandigheden thuis niet veilig of geschikt zijn voor het welzijn en de ontwikkeling van het kind. Het kind woont vervolgens (tijdelijk) niet meer bij de ouders. Er zijn verschillende redenen waarom een kind juridisch uit huis geplaatst kan worden, waaronder ernstige verwaarlozing, misbruik, onveilige thuissituatie, ouderlijke ongeschiktheid en medische of gedragsproblemen van het kind. Een uithuisplaatsing is een buitengewoon ingrijpende maatregel.
Wie kan er verzoeken om een uithuisplaatsing?
Een uithuisplaatsing kan worden verzocht door de Raad voor de Kinderbescherming (als er nog geen kinderbeschermingsmaatregel is), een jeugdbeschermingsorganisatie (als er al een OTS is), het Openbaar Ministerie (hier maken ze slechts in uitzonderlijke gevallen gebruik van) en het college van Burgemeester en Wethouders voor een plaatsing in een gesloten jeugdinrichting.
De ouders kunnen niet verzoeken om een uithuisplaatsing.
Wanneer kan er een uithuisplaatsing worden uitgesproken door de rechter?
Indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid, kan de kinderrechter de gecertificeerde instelling die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen.
Wat is een (voorwaardelijke) machtiging gesloten uithuisplaatsing?
De Jeugdwet regelt in artikel 6.1.2 tweede lid dat de kinderrechter een machtiging om een minderjarige in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven slechts kan verlenen indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van een kind naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en het verblijf op grond van dit artikel noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat een kind zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
Indien het een periode – eenvoudig gezegd – niet goed gaat, kan de rechtbank een laatste waarschuwing geven en besluiten tot een voorwaardelijke machtiging gesloten plaatsing. In dat geval dient er een plan te komen met daarin de voorwaarden waar de ouders en het kind zich aan moeten houden.
Wat is een spoeduithuisplaatsing?
Tot spoeduithuisplaatsing kan slechts worden overgegaan indien er een acute noodzaak tot uithuisplaatsing is. In dat geval kan de beschikking tot uithuisplaatsing aanstonds worden gegeven indien de behandeling bij de kinderrechter niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor de minderjarige. Er komt dan wel binnen 2 weken een zitting, waar ouders of verzorgers kunnen laten weten wat zij vinden van de uithuisplaatsing.
Wat is de duur van een uithuisplaatsing?
De duur van de uithuisplaatsing is maximaal 12 maanden. Er is een mogelijkheid tot een verlenging van de uithuisplaatsing. Voor de verlengingsmogelijkheden kunt u kijken naar het antwoord op de volgende vraag.
Kan een uithuisplaatsing worden verlengd?
De rechter kan de duur van de uithuisplaatsing telkens met ten hoogste een jaar verlengen (artikel 1:265c, tweede lid van het Burgerlijk Wetboek).
Indien na twee jaar uithuisplaatsing wordt verzocht om de uithuisplaatsing te verlengen, dan moet hiervoor ook een advies worden gevraagd aan de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK). De RvdK adviseert de rechter over of een verlenging van de uithuisplaatsing de meest passende maatregel is
Wat is een perspectiefbesluit?
Gedurende de uithuisplaatsing kan de gecertificeerde instelling tot het standpunt komen dat terugplaatsing bij de ouder(s) niet meer aan de orde is en dat het opgroeiperspectief van de minderjarige elders ligt. Dit standpunt van de gecertificeerde instelling wordt in de praktijk aangeduid als ‘perspectiefbesluit’. De bedoeling van de wetgever is dat de gecertificeerde instelling in dat geval overweegt om de rechter te verzoeken over te gaan tot beëindiging van het gezag.
In de wet is wel voorzien in procedures waarin bepaalde gevolgen die de gecertificeerde instelling verbindt aan haar standpunt inzake het opgroeiperspectief van de minderjarige, aan de rechter kunnen worden voorgelegd.
De gecertificeerde instelling kan ter uitvoering van haar taak een schriftelijke aanwijzing geven aan de met het gezag belaste ouder(s) of de minderjarige. Die aanwijzing kan (mede) voortvloeien uit een perspectiefbesluit. De kinderrechter kan op verzoek van onder meer de met het gezag belaste ouder(s) een schriftelijke aanwijzing geheel of gedeeltelijk vervallen verklaren.
Gecertificeerde instelling
Het standpunt van de gecertificeerde instelling dat terugplaatsing bij de ouder(s) niet meer aan de orde is, kan ertoe leiden dat de gecertificeerde instelling de contactmomenten tussen de ouder(s) en de minderjarige terugbrengt. Een dergelijke beslissing geldt als een schriftelijke aanwijzing, waartegen bij de kinderrechter kan worden opgekomen. Indien reeds eerder bij rechterlijke uitspraak een omgangsregeling is vastgesteld, kan de gecertificeerde instelling de kinderrechter om wijziging daarvan verzoeken. In deze gevallen zal de kinderrechter een verschil van mening tussen de ouder(s) en de gecertificeerde instelling over het opgroeiperspectief van de minderjarige in de beoordeling dienen te betrekken voor zover dat nodig is om op het verzoek te beslissen.
Een verschil van mening tussen de ouder(s) en de gecertificeerde instelling over het opgroeiperspectief van de minderjarige zal ook aan de orde kunnen komen in het kader van een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing. Het verlengen van een ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing is immers in beginsel alleen toelaatbaar indien er zicht is op terugkeer naar de ouder(s). In dit kader zal de kinderrechter zich dus een oordeel moeten vormen over het opgroeiperspectief van de minderjarige. Hetzelfde geldt in het geval van een verzoek tot opheffing van de ondertoezichtstelling of een verzoek tot beëindiging of bekorting van de duur van de uithuisplaatsing.
Als een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbare termijn, kan de rechtbank het gezag van een ouder over de minderjarige beëindigen. Ook in het kader van een verzoek tot gezagsbeëindiging op deze grond zal de rechter zich een oordeel moeten vormen over het opgroeiperspectief van de minderjarige en het standpunt van de gecertificeerde instelling hierover.
Advocaat nodig bij een uithuisplaatsing?
Een uithuisplaatsing van een kind is één van de meest pijnlijke en emotioneel uitdagende ervaringen die een ouder kan meemaken. Het is daarom als ouder belangrijk om juridisch advies in te winnen van een advocaat. Een advocaat kan uw rechten uitleggen, u adviseren over de beste manier om te reageren op de verschillende betrokkenen en u vertegenwoordigen tijdens juridische procedures.
Kötter, L’Homme & Plasman heeft oog voor uw benaderde positie als ouder. U kunt een e-mail sturen aan info@klpadvocaten.nl of (tijdens kantoortijden) bellen naar het telefoonnummer 020-6731548.