Preliminaire verweren inzake vermeende mensensmokkelaar Walid D.

Inleiding: een zaak met mondiale dimensie

Tijdens de zitting van de Rechtbank Overijssel in Zwolle hebben advocaten mr. S. Plas en mr. drs. J.L. L’Homme namens hun cliënt Walid uitvoerige preliminaire verweren gevoerd.
Volgens het Openbaar Ministerie (OM) is Walid een spil in een internationaal netwerk van mensensmokkel en afpersing van migranten in Libië. De verdediging betwist dit beeld krachtig en stelt dat het OM niet-ontvankelijk is in de vervolging.

De kern van de verweren bestaat uit drie juridische pijlers:

  1. Schending van het ne bis in idem-beginsel – dubbele vervolging voor feiten die al in Ethiopië zijn berecht.
  2. Schending van het specialiteitsbeginsel – vervolging voor feiten waarvoor geen uitlevering is gevraagd.
  3. Het ontbreken van rechtsmacht – Nederland heeft volgens de advocaten geen bevoegdheid om over het merendeel van de feiten te oordelen.

Daarnaast vraagt de verdediging om partiële nietigheid van de dagvaarding wegens onduidelijke formuleringen.

1. Schending van het ne bis in idem-beginsel

Ethiopisch vonnis dekt hetzelfde feitencomplex

De verdediging wijst erop dat Walid in Ethiopië al is veroordeeld tot achttien jaar gevangenisstraf wegens mensensmokkel, mensenhandel en afpersing. Het Ethiopische vonnis – onderdeel van het Nederlandse dossier – beschrijft dezelfde gebeurtenissen als de Nederlandse tenlastelegging:
smokkel vanuit Libië (Bani Walid) naar Europa, samenwerking met medeverdachte Kidane, en het vasthouden van migranten om onder dwang extra geld te eisen.

Volgens mr. Plas en mr. L’Homme bestrijkt dit dezelfde periode (2016–2018), dezelfde plaats (Libië) en dezelfde modus operandi als de Nederlandse aanklacht. Daarmee gaat het om één en hetzelfde feitencomplex.

Europeesrechtelijke uitleg van het verbod op dubbele vervolging

In het Nederlandse strafrecht wordt ne bis in idem traditioneel beperkt uitgelegd, maar de verdediging beroept zich op het Europees recht (artikel 50 EU-Handvest en artikel 54 Schengen Uitvoeringsovereenkomst).
Daar geldt dat het niet om formele verschillen gaat, maar om de feitelijke kern van de gedragingen.
Wanneer twee procedures dezelfde materiële feiten betreffen – zoals hier het geval is – mag er volgens de Europese rechtsorde geen tweede vervolging plaatsvinden.

Conclusie van de verdediging

Omdat Ethiopië Walid reeds voor deze handelingen heeft veroordeeld en Nederland van die veroordeling wist vóór de uitlevering, is de nieuwe vervolging volgens de advocaten in strijd met het ne bis in idem-beginsel.
Zij verzoeken de rechtbank het OM daarom niet-ontvankelijk te verklaren voor alle feiten behalve het witwassen.

2. Schending van het specialiteitsbeginsel bij het witwasverwijt

Geen uitlevering voor witwassen

Het tweede verweer richt zich op het specialiteitsbeginsel uit de Uitleveringswet: een staat mag een uitgeleverde persoon alleen vervolgen voor feiten waarvoor uitlevering is gevraagd én toegestaan.

Nederland heeft Ethiopië om uitlevering gevraagd voor mensensmokkel, gijzeling, afpersing, doodslag, verkrachting, zware mishandeling en deelname aan een criminele organisatie.
Witwassen stond niet op deze lijst.

Gevolg: OM niet-ontvankelijk voor feit 11

Omdat Ethiopië geen toestemming gaf voor vervolging wegens witwassen, had Nederland Walid volgens de verdediging niet voor dat feit mogen vervolgen.
Hetzelfde geldt voor de onderdelen “witwassen” en “hawala-bankieren” binnen de verdenking van deelname aan een criminele organisatie (artikel 140 Sr).
Daarmee is volgens de verdediging het specialiteitsbeginsel geschonden en is het OM ook hiervoor niet-ontvankelijk.

3. Ontbreken van Nederlandse rechtsmacht

Geen universele rechtsmacht bij mensensmokkel

Het derde en omvangrijkste verweer gaat over rechtsmacht – de bevoegdheid van Nederland om over de feiten te oordelen.
Volgens de advocaten speelt het grootste deel van de verweten gedragingen zich af in Libië, tussen niet-Nederlandse betrokkenen, zonder directe koppeling met Nederland.

De verdediging stelt dat het Nederlandse strafrecht geen “universele rechtsmacht” kent voor mensensmokkel. Artikel 197a Sr is alleen van toepassing op feiten die gericht zijn op Nederland of waar een concreet aanknopingspunt met het Nederlandse grondgebied bestaat.
De omstandigheid dat sommige migranten uiteindelijk in Nederland terechtkwamen, vormt volgens hen géén geldige juridische basis.

Geen bewijs van Nederlandse aanknopingspunten

De verdediging wijst erop dat er geen bewijs is dat Walid ooit betalingen ontving vanuit Nederland of dat hij migranten bewust naar Nederland wilde laten reizen.
Het dossier toont hoogstens doorreizen via Italië en andere EU-landen.
Zelfs eventuele contacten met Nederlanders over betalingen zijn onvoldoende om rechtsmacht te vestigen: de gestelde delicten zijn immers gepleegd in Libië.

Wetenschappelijke en juridische onderbouwing

De advocaten verwijzen naar een rechtsgeleerd memo van dr. Yanev (Vrije Universiteit Amsterdam), waarin wordt geconcludeerd dat de door het OM aangevoerde rechtsmachtsconstructie “fundamenteel onjuist en in strijd met het internationaal recht” is.
Ook recente uitspraken van de Hoge Raad en adviezen van de Raad van State bevestigen volgens hen dat Nederland alleen rechtsmacht heeft wanneer er een duidelijk en direct verband is met Nederland – wat in deze zaak ontbreekt.

Gevolg: geen bevoegdheid voor de meeste feiten

De verdediging concludeert dat het OM slechts rechtsmacht heeft over twee afpersingsfeiten die (deels) op Nederlands grondgebied zouden hebben plaatsgevonden.
Voor alle andere tenlastegelegde feiten – waaronder mensensmokkel, gijzeling, seksuele delicten, witwassen en hawala-bankieren – ontbreekt rechtsmacht volledig.
Daarom moet het OM volgens mr. Plas en mr. L’Homme ook hier niet-ontvankelijk worden verklaard.

4. Partiële nietigheid van de dagvaarding

Naast de ontvankelijkheidsverweren voert de verdediging aan dat de dagvaarding op meerdere punten te vaag en innerlijk tegenstrijdig is.
De formuleringen “(in elk geval)” en “en/of een of meer onbekend gebleven personen” zijn volgens de advocaten te onduidelijk om te weten tegen wie of wat de cliënt zich moet verdedigen.
Daarom verzoeken zij de rechtbank deze delen van de dagvaarding partieel nietig te verklaren.

Ook het onderdeel waarin wordt gesteld dat Walid “uit winstbejag behulpzaam was bij het verschaffen van verblijf” (lid 2 van artikel 197a Sr) mist volgens de verdediging feitelijke onderbouwing in het dossier en voldoet niet aan de eisen van artikel 261 Sv (voldoende concreet en begrijpelijk tenlasteleggen).

Conclusie: OM heeft zijn hand overspeeld

Volgens de verdediging heeft het Openbaar Ministerie met deze strafzaak een maatschappelijk probleem – migratiecriminaliteit – via het Nederlandse strafrecht willen aanpakken, maar daarmee zijn eigen rechtsgrenzen overschreden.
Zonder rechtsmacht, zonder geldige uitleveringsgrond en in strijd met fundamentele rechtsbeginselen is vervolging niet toegestaan.

Samengevat verzoekt de verdediging:

  • Het OM niet-ontvankelijk te verklaren voor het merendeel van de tenlastegelegde feiten;
  • De dagvaarding gedeeltelijk nietig te verklaren;
  • En de rechtbank te erkennen dat Nederland in deze zaak geen juridische basis heeft om verder te vervolgen.

Hieronder treft u de volledige pleitnotities aan.

team
Kötter L’Homme Plasman Advocaten

  Hier wordt het hoogst
mogelijke niveau van
  juridische bijstand
      nagestreefd 

November 3, 2025
Bij de aanvang van het proces bij de Rechtbank Overijssel voerden mr. L’Homme en mr. Plas namens hun cliënt Walid aan dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is, omdat hij in Ethiopië al is veroordeeld voor dezelfde feiten en Nederland geen rechtsmacht heeft over de Libische gebeurtenissen. Walid wordt door het OM bestempeld als een van de meest beruchte mensensmokkelaars ter wereld, maar de verdediging betwist dan frame met klem.
October 28, 2025
Advocaat Peter Plasman treedt op voor het vermeende slachtoffer in de strafzaak tegen zanger Marco Borsato. Plasman acht de geëiste gevangenisstraf van vijf maanden “afgewogen”, waarmee zowel de ernst van de feiten als het perspectief van het slachtoffer wordt meegenomen.
October 24, 2025
Advocaat Peter Plasman vertegenwoordigt het vermeende slachtoffer in de zaak tegen Marco Borsato. Het slachtoffer vraagt enkel erkenning van het onrecht – geen schadevergoeding of celstraf. Een mogelijke erkenning had de rechtszaak wellicht kunnen voorkomen.
NL