‘Een strafbeschikking is een onredelijke straf voor bewoners van studentenhuizen’
Het overtreden van de coronaregels levert studenten een strafbeschikking op. Dat middel is vaak veel te streng, stellen Jordi l’Homme en Justin Kötter van Dekens Pijnenburg Strafrechtadvocaten.
Bewoners van studentenhuizen in heel Nederland worstelen met de intelligente lockdown waar we ons in bevinden, zo is in veel media te lezen. Ook in deze krant vroegen studenten zich af hoe haalbaar het is om de 1,5 meter afstand te houden.
Dat beeld herkennen wij in grote mate, nu de afgelopen weken tientallen studenten zich bij ons hebben gemeld die zijn beboet voor het overtreden van de coronaregels. Deze studenten zijn vooral bezorgd over de gevolgen. Deze boete is eigenlijk geen boete zoals je die krijgt als je door rood rijdt, maar een strafbeschikking. Zo’n strafbeschikking voor het overtreden van de coronaregels kan grote gevolgen hebben, nu deze op de justitiële documentatie (strafblad) komt te staan. Daardoor kan bijvoorbeeld een verklaring omtrent het gedrag (vog) afgewezen worden.
In 2008 werd de strafbeschikking ingevoerd, waarmee het rechterlijk bestraffingsmonopolie werd losgelaten. Het werd voor het Openbaar Ministerie (OM) mogelijk buiten de rechter om straffen en maatregelen op te leggen.
De gedachte achter de invoering van deze strafbeschikking was dat een passende en tijdige reactie kon volgen op gepleegde strafbare feiten. Daarnaast gold als belangrijk voordeel dat rechters hiermee zouden worden ontlast.
De afgelopen jaren is er veelvuldig kritiek geleverd op deze manier van straffen, onder meer vanuit rechtsstatelijk oogpunt. Het reikt te ver om in dit opiniestuk nader in te gaan op die kritiek, maar één gebeurtenis kenschetst voor ons de bezwaren tegen de strafbeschikking.
In 2019 wist NRC te achterhalen dat voormalig minister van Veiligheid en Justitie Ivo Opstelten ‘alarmerende conclusies’ over problemen met strafbeschikkingen in een brief aan de Tweede Kamer zou hebben afgezwakt. Het OM zou in de jaren daarvoor duizenden mensen onterecht hebben bestraft met een strafbeschikking. Volgens de minister moest het niet de kritiek zijn die vooropstond, maar de premisse dat ‘veel goed ging’.
Common sense
Dat raakt dan ook de kern van ons bezwaar tegen de strafbeschikking: het OM, dat fundamenteel anders belangen afweegt dan de rechter gewend is te doen, heeft met de komst van de strafbeschikking een verkeerd middel in handen gekregen en lijkt daarvan in deze coronatijden veelvuldig gebruik te maken. Oók tegen samenwonende studenten.
Wijkagent Fred Kuiper geeft in de Volkskrant van 22 april aan dat hij ‘sommigen van zijn collega’s te streng vindt tegen de studenten’. Zijn collega’s zouden vooral niet meteen boetes moeten uitdelen, maar in gesprek moeten gaan. De handhaving tegen studenten lijkt op dit moment echter volstrekt willekeurig plaats te vinden. In meerdere gevallen die ons bekend zijn, blijken agenten direct over te zijn gegaan tot het uitdelen van ‘boetes’.
Dit ondanks dat op de officiële website van de politie te lezen valt dat bij een (vermoede) overtreding van de geldende regelgeving met betrekking tot corona de desbetreffende persoon allereerst wordt aangesproken en gewaarschuwd. Als die persoon dan geen gehoor geeft aan de eerdere mededeling, wordt er gehandhaafd middels een ‘boete’.
De redelijkheid en common sense lijken wat ons betreft tot op bepaalde hoogte zoek. Hoe onbegrijpelijk is het dat studenten die een gezamenlijke woonkamer, keuken en vaak zelfs ook bankrekening hebben, zich niet samen in de tuin bij hun studentenhuis mogen bevinden? Natuurlijk moeten er maatregelen worden genomen om de coronacrisis te beteugelen, maar naar onze mening is de strafbeschikking in dit geval – mede gelet op de mogelijke gevolgen die hieraan kleven – een ongeschikte en onevenredige manier.